MALEIER

ALGEMENE INFO
Darwin (1809-1882), Engels autodidact op het gebied van natuurlijke historie, biologie en geologie, betwist dat en zegt dat de Maleier een rechtstreekse afstamming is van de Gallus Bankiva. Hier zijn in de loop der jaren vele discussies over geweest onder diverse wetenschappers. Het zal dus altijd een mysterie blijven wat de precieze afstamming is van de Maleier. Een ding is zeker: De Maleier staat aan de voet van vele Aziatische hoenderrassen gelet op zijn reusachtige verschijning met lange hals en poten en een vervaarlijk aandoende gelaatsuitdrukking. Hij is het prototype van vele Aziatische vechthoenderrassen. De Maleiers zijn waarschijnlijk de oudste en zeker de meest prominente van alle Aziatische vechthoenderrassen die omstreeks 1830 door zeelieden op Engelse koopvaardijschepen naar Europa zijn gebracht. Ongetwijfeld bestaat er verwantschap tussen de Maleier en de Aseel. Reeds in de beginfase kwamen de Maleiers in verschillende kleuren voor.

 

De Maleiers behoren tot de oudste hoenderrassen en komen, afgaande op oudere pluimveeboeken, reeds meer dan 150 jaar in Europa voor. De dieren, die bij verschillende gelegenheden uit Azië geïmporteerd zijn, hebben zich altijd onderscheiden door een goede constantheid in de fok, waaruit dus afgeleid kan worden, dat het ras in Azië reeds vele eeuwen zuiver gefokt werd. Men heeft bij de Maleiers met zo’n grote afwijking van het normale hoedertype te maken, dat men wel moet erkennen hier met een zeer oude rasvorm te doen te hebben. De Maleiers hebben door hun buitengewone bouw en opgerichte lichaamshouding steeds bewonderaars weten te vinden, die het ras hun gehele leven trouw bleven. Er zijn echter ook liefhebbers, die geen goed woord over hebben voor het eigenaardige uiterlijk van deze hoenders. Door de jaren heen is de liefhebberij voor rashoenders meer in de richting der rassen met praktische waarde gegaan, zodat er voor de echte sportrassen niet die belangstelling bestaat, die deze rassen eigenlijk wel verdienen. Het gevolg hiervan is geweest dat de Maleiers, die vroeger een belangrijke rol speelden op onze tentoonstellingen, hier te lande minder gefokt worden, waardoor ook thans het ras op belangrijke tentoonstellingen ontbreekt. Waar we echter het ras zien, kunnen we over het algemeen wel tevreden zijn over de tentoonstellingsdieren. In ons omringende landen is de belangstelling voor het ras ook niet overweldigend, doch de Maleiers blazen nog steeds in Duitsland en Engeland hun partij mee. 

 

Al eens eerder heeft het ras moeilijke tijden doorgemaakt, vooral nadat de Cochins, de Brahma's en Langshans overal ingang vonden en tot een behoorlijke populariteit kwamen. Voor de Maleiers kwam het er hierdoor minder goed uit te zien, waardoor het ras zelfs in kwaliteit behoorlijk begon terug te lopen. Volgens oude literatuur en lectuur wogen de beste hanen zo’n 5,5 kg en de beste hennen 4,5 kg. Deze hoge gewichten kwamen toen voor bij roodgeschouderde witte. In latere jaren heeft men door teeltkeuze deze gewichten zelfs nog wat weten op te voeren. De zwaarste Maleier, die in oude lectuur aangehaald wordt, haalde zelfs een gewicht van meer dan 7,5 kg. De eigenaardige krap aanliggende, zeer korte bevedering, die bij Maleiers als belangrijk kenmerk geldt, moet reeds in dezelfde mate voorgekomen zijn bij de destijds geïmporteerde dieren. Door hun zeer krappe verenkleed lijken de Maleiers opmerkelijk slanker en minder zwaar dan ze in werkelijkheid zijn.Men kan echter toch stellen dat zij behoren tot de grootste hoenders.

 

Tot voor 1930 werden de Maleiers gefokt die een beetje anders van type waren dan heden ten dage. De huidige Maleiers zijn in de afgelopen decennia in de fokkerij voor tentoonstellingen nogal gewijzigd in type. Het belangrijkste in deze is dat de driebogenlijn, hals-,rug-, staartlijn, het meest raskenmerkend is. De tweede boog wordt overigens niet gevormd door de rug maar door de hoog opgetrokken schouders en vleugels.

 

Op foto’s uit diverse vakbladen is te zien hoe de Maleiers in de loop der jaren door intensieve fokkerij in Europa een type hebben verkregen dat de standaardbeschrijving benadert. Het oude type had een minder opgerichte romp terwijl deze nu verticaler is. De bouw van de romp oogde een stuk langer. Ook de staart was aanmerkelijk langer en werd lager gedragen. De Maleiers van nu hebben over het algemeen minder dikke beenderen en schedel. De kop is derhalve minder breed en wreed uitdrukkend. Kenmerkend voor de Maleier is zijn extreme hoogte. In oude boeken wordt een hoogte beschreven van 75 tot wel 90 cm hoogte. Dit komt nu niet meer voor. Een goede haan kan nog wel eens een hoogte van ± 75 cm benaderen, maar dit zijn uitzonderingen. Men wijt dit aan degeneratie en onjuiste fokkerijselectie. Ook worden gewichten van 7,5 kg vermeld voor een haan, terwijl dat nu maximaal 4,75 kg mag zijn.

 

Kenmerkend is de krappe en zeer korte bevedering die Maleiers moeten hebben als raskenmerk. Dit moeten de Maleiers die destijds ingevoerd werden ook hebben gehad. Door dit type bevedering lijken zij behoorlijk slanker en minder zwaar dan ze werkelijk zijn. Desondanks kan men echter stellen, dat zij behoren bij de allergrootste hoenders. De huidige Maleiers die tegenwoordig tentoongesteld worden zijn voldoende hooggesteld en groot, doch de oorspronkelijke dieren schijnen op deze punten toch iets meer gehad te hebben. In Zuid Afrika zijn er nog Maleiers die raseigenschappen vertonen hoe ze oorspronkelijk waren. Liefhebbers uit Europa zijn op dit moment doende eieren te importeren.

 

Er wordt heden ten dage niet meer met Maleiers gevochten. De hanen zijn niet meer voor het game vechten geschikt omdat naast het vredelievender karakter zij ook veel te traag zijn geworden door hun logge en lange bouw. Hun vechtstijl is ruim achterhaald door shamo-achtige vechters. Doordat de Maleier enorm krachtig was kon hij het vroeger in een gevecht erg lang volhouden.De dieren met hun extreme hoogte hebben eerder last dan voordeel van hun lange poten. Ze worden nu vooral gebruikt om te kruisen met vechtrassen ten behoeve van re-generatie. In de loop der jaren is het karakter van Maleiers geworden tot wat een tentoonstellingsdier betaamt. Daar Maleiers van nature vechtlustig zijn kunnen hennen zich maar moeizaam verenigen indien deze vreemd aan elkaar zijn of enige tijd naar een tentoonstelling zijn geweest. Het is frappant dat zij dieren van andere rassen met rust laten. De hanen kunnen van jongsafaan maanden bij elkaar gehouden worden. Een dag uit elkaar geweest, wordt het een gevecht dat alleen door separatie stopt. Door degeneratie en lijnenteelt is de kracht van de meeste Maleiers in Europa behoorlijk afgenomen.

Het is wel interessant te vermelden dat de Nederlandse geleerde Coenraad Temminck (1778-1858) vermoedde dat de Maleier van een uitgestorven reuzenras uit Indië zou afstammen. Hij kwam tot deze veronderstelling door de opvallende verschillen in lichaamsbouw en kopvorm met andere hem bekende hoenders. Tot de dag van vandaag is nog nooit uitgemaakt of er inderdaad een ander groot of groter wild hoenderras geweest is, waaraan de reuzenrassen onder de hoenders hun ontstaan te danken hebben. Opvallend is het verschil in schedelbouw met gewone hoenders. 

De kop van de Maleier is groot en zeer breed tussen de ogen. De brede schedeltop en de daardoor zwaar ontwikkelde wenkbrauwen zijn zeer belangrijke raskenmerken. De ogen liggen daardoor diep en enigszins overschaduwd. Ongewoon is ook de parelkleur van de ogen bij geheel uitgegroeide dieren. Bij jonge vogels is altijd nog enige kleur in de ogen zichtbaar. Deze kan zelfs gaan tot lichtrood. 

De snavel is zeer krachtig en enigszins gebogen, vooral aan de punt. Aan de basis moet de bek zeer fors zijn, zodat deze een vloeiende overgang heeft in de schedel. De walnootkam mag niet te groot zijn en dient vlak op de kop te liggen en min of meer voorop geplaatst te zijn. Het kamoppervlak moet zo glad mogelijk zijn, doch mag in het uiterste geval een zeer fijne korreling vertonen. De oren, die rood van kleur moeten zijn, zijn evenals de kinlellen zeer klein. De keelwam is naakt en strekt zich zo ver mogelijk naar beneden uit. De hals is enigszins gebogen en buitengewoon lang, zodat de toch al krappe halsveren het onderste gedeelte ervan niet kunnen bedekken, waardoor de hals van onderen zeer dun is en bijna rechthoekig uit de schouders tevoorschijn komt. Doordat de onderhals zo ongewoon dus is, lijkt de met halsveren dicht bezette bovenhals veel dikker. 

Het lichaam is breed tussen de schouders. De krappe bevedering doet de vleugels sterk uitkomen. De schouders zijn zeer krachtig en steken aanmerkelijk uit, omdat ze zo hoog gedragen worden. De vleugels zijn groot en krachtig, de einden worden het liefst op de rug gedragen. De loopbenen en dijen zijn zeer lang. De grootste lengte hebben de dijen. De benen moeten goed geplaatst zijn en evenwijdig aan elkaar staan. Slechts een geringe neiging tot X-benen of van verkeerde beenstelling doet de dieren sterk in waarde afnemen. De loopbenen zijn buitengewoon dik en krachtig. De vier tenen maken eveneens een zeer krachtige indruk en moet zeer gespreid staan, waarbij vooral aandacht moet worden besteed aan de stand van de achterteen. De loopbenen zijn diepgeel van kleur. De bevedering is zo krap, dat het sterk uitstekende borstbeen er niet door bedekt kan worden, waardoor de huid ter plaatse ten dele zichtbaar wordt en door de blootstelling aan de lucht rood gekleurd wordt. De zeer krappe bevedering doet de bespiering van het lichaam goed uitkomen. Hoewel bij de hennen de typische kenmerken misschien iets minder geprononceerd zijn dan bij de hanen, blijven ze toch zeer opvallend in haar uiterlijk. Bij de beste hennen is de schedel ook zeer breed. Hals en benen zijn iets minder lang, terwijl ook de kopversierselen nog aanmerkelijk kleiner zijn. Ook de keelwam valt bij de vrouwelijke dieren wat minder op. 



De eierproductie bij Maleiers is niet groot. Ze leggen een kleine 120 eieren per jaar als de omstandigheden goed zijn geweest. De eieren zijn lichtbruin en wegen circa 55-60 gram. De hennen worden zelden broeds en zijn moeilijk broeds-af te maken.

Maak jouw eigen website met JouwWeb